Nederlands | English

WP1a: resultaten en conclusies

De resultaten van het monitoringonderzoek zijn uitermate waardevol en leerzaam en geven een helder beeld van de werking en prestaties van ventilatiesystemen in de praktijk. Op basis van een uitgebreide analyse van de omvangrijke MONICAIR-database zijn onder andere de volgende inzichten verkregen over het functioneren van ventilatiesystemen in de praktijk gedurende het stookseizoen:

  1. Het gemiddeld gerealiseerde ventilatiedebiet van ca. 0,4 l/s per m2 verblijfsruimte ligt dicht in de buurt van het debiet behorende bij stand 1 van de driestandenschakelaar van het ventilatiesysteem. Dit betekent dat het ventilatiesysteem maar zeer beperkt door de bewoner wordt bediend (uitsluitend korte periodes tijdens douchen en koken).
  2. Bewoners tonen geen reactief ventilatiegedrag wanneer sprake is van slechte tot zeer slechte luchtkwaliteit in verblijfsruimtes. CO2-concentraties tot zelfs boven de 3500 ppm zetten de bewoner niet aan tot een actie waarbij het ventilatiedebiet wordt verhoogd.
  3. Het gemiddeld gerealiseerde debiet ligt bij alle onderzochte ventilatiesystemen en bij alle individuele woningen ruim boven de 35 m3/h per persoon. Dit ventilatievoud per persoon is in principe voldoende om CO2-overschrijdingen te voorkomen of te minimaliseren. Het feit dat er in de praktijk toch grote CO2-overschrijdingen optreden betekent dat dit ventilatievoud niet altijd wordt aangewend in de verblijfsruimte waar de CO2-belasting optreedt.
  4. De CO2-overschrijdingen van ventilatiesystemen die volledig voldoen aan bouwbesluiteisen, vertonen in de praktijk grote verschillen, zowel tussen individuele woningen met hetzelfde ventilatiesysteem, als tussen ventilatiesystemen onderling. De CO2-overschrijdingen zijn het grootst bij ventilatiesystemen met uitsluitend natuurlijke componenten (systeem A), iets minder groot bij systemen met een mechanische component in de natte ruimtes en uitsluitend natuurlijke ventilatievoorzieningen in de verblijfsruimtes (traditionele systemen C) en het kleinst bij systemen met mechanische componenten in zowel de natte ruimtes als de verblijfsruimtes (systeem C4c , systemen D met bijbehorende varianten en systemen X). Men zou op basis hiervan kunnen concluderen dat de prestaties van de ventilatiesystemen in de loop der tijd verbeteren.
  5. Hoewel hier algemeen van uit wordt gegaan, kan vanuit praktijkresultaten niet worden bevestigd dat in lekke woningen een betere binnenluchtkwaliteit in verblijfsruimtes wordt gerealiseerd. Het tegenovergestelde lijkt eerder het geval. De uitgevoerde lekdichtheidsmetingen tonen aan dat de lekken in de buitenschil zich veelal niet in de verblijfsruimtes bevindt. Wanneer deze lekken als luchttoevoercomponent gaan fungeren zal deze luchtstroom geen invloed hebben op de binnenluchtkwaliteit in verblijfsruimtes.
  6. Traditionele systemen C met uitsluitend natuurlijke lucht toe- en afvoervoorzieningen in de verblijfsruimtes (systemen C1, C2c en C4a) hebben een gemiddeld primair energieverbruik van 122 MJ per m2 verwarmd oppervlak met een bijbehorende gemiddelde CO2-overschrijding van 290 kppmh per persoon. Woningen met systeem C4a (systeem met de CO2-sturing) scoren gemiddeld slechter -- zowel op primair energieverbruik als op CO2-overschrijdingsdosis – dan een vergelijkbaar systeem zonder CO2-sturing (C2c).
  7. Systeem C4c, dwz de systeemvariant met mechanische afvoervoorzieningen en CO2-sturing in iedere verblijfsruimte, scoort met gemiddeld 82 MJ primaire energie per m2 en een bijbehorende CO2-overschrijding van gemiddeld 72 kppmh per persoon, aanzienlijk beter dan de traditionele systemen C.
  8. Woningen met centrale wtw systemen hebben -- bij een overall praktijkrendement van 80% voor de wtw -- een gemiddeld primair energieverbruik van 29 MJ per m2 verwarmd oppervlak met een bijbehorende gemiddelde CO2-overschrijding van 89 kppmh per persoon en scoren daarmee beter op zowel het energieverbruik als op binnenluchtkwaliteit.
  9. Systemen met decentrale wtw (D5b en X1/C) zitten daar qua resultaten tussenin. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat deze hybride systemen ongeregelde centrale afzuigunits toepassen voor de natte ruimtes. Deze afzuigunit is verantwoordelijk voor zowel het hogere primaire energieverbruik als voor de hogere CO2-overschrijdingsdoses in de slaapkamers bij systeem X1/C.

Download voor de resultaten het volledige onderzoeksrapport [PDF]

 


:::